ensemble | musicians | HIPhips | choices | concerts | thanks | contact | WEBSHOP

NL | EN
11a
Previous HIPhip

Next HIPhip

More HIPhips and
other articles by Mike Diprose

HIP hip
February 2010
naar Nederlandse samenvatting

"One who asks a question is a fool for five minutes;
one who does not ask a question remains a fool forever."

Chinese proverb

Welcome. There isn't space this month for purple prose about our particular decisions in Historically Informed Performance (HIP) and why our instruments, "set-ups" and other performance practices are "special" (although actually quite normal in the early 18th century). Later, you can read on our website about why it may sound "new". Now, we ask you simply to listen with an open mind, drift back 300 years and let the music work its magic.

Current trends in HIP are against the use of choirs, conductors and 16' (double) bass instruments, yet these things appear on the stage before you today. Why?

There is no doubt that church choirs were officially all male. 300 years ago, puberty began later in life than it does now and voices broke later - boys, or young men, were able to sing with high treble voices into their late teens or early twenties. There was also repertoire for female sopranos (such as in opera and Graupner's cantatas) and not impossible that sometimes, a chorister would mime to the voice of a hidden lady singer. (Our soprano, Lauren, will be visible at all times during the concert.)

One Voice Per Part (OVPP) was proposed by Joshua Rifkin in the 1980s. There is a strong argument that, in general, liturgical performances in the 16th - 18th centuries involved one singer and one instrumentalist for each written part. Although lists of choir members often involve four or more singers for each "voice" - much like a football squad from which a team is selected - some would sing and the rest would be assigned to other duties, such as organ pumping or playing the viola. Other boys may have been be absent because of illness, as Rintje will confirm - Roden Jongenkoor prepares three singers for every solo part for this reason.

De Swaen has performed OVPP since 2001, so we know it works but also understand that it is not an "absolute". What if all boys were fit and the orchestra filled with "regulars"?

Well, maybe they all sang! That's what you will hear today: a small all-male choir with their indispensable director. We "adults" normally perform without a conductor but the boys do not. Rintje has prepared the choir to sing this repertoire and now he's here to keep it all together.

Which leaves, from our list of today's sins, the much-maligned 16ft (double) bass. There is still much to learn about the violone and exactly when which instruments were played where but we do know that the starting point of most Baroque composition is the continuo- a bass line from which the upper parts are developed. It is common sense to have a strong bass, appropriate to the desired texture.
Problems generally occur because the main continuo instrument (usually a small cello) is not clear enough and needs constant reinforcement from below. This can sound "muddy". The bass violin (big 'cello) that we prefer is strong enough on its own, so the option of "extra" 16ft bass is employed selectively, to extend our "pyramid" of sound.

Mike Diprose
February 2010

top





Nederlandse samenvatting

Welkom Deze maand laten we de proza waarin we onze besluiten over onze Historically Informed Performance (HIP) even voor wat het is. Ook hebben we het niet over onze instrumenten en andere keuzes rond onze uitvoeringspraktijk (bijzonder of niet; hoewel heel gewoon in de 18e eeuw). Als het "nieuw" mocht klinken dan kunt u daar later op onze website alles over lezen. Voor nu vragen we u gewoon te luisteren met een 'open mind' en in uw voorstellingsvermogen 300 jaar terug te gaan in de tijd. Het enige wat u dan nog hoeft te doen is de magische werking van de muziek te ondergaan.

Tegenwoordige opvattingen in de HIP keren zich af van het gebruiken van koren, dirigenten en 16 voets contrabassen. En toch ziet u dit allemaal vanmiddag voor uw ogen gebeuren. "Waarom?" zult u zich afvragen.

Zo'n 300 jaar geleden bestonden koren die een liturgische functie hadden in de kerk allemaal uit mannelijke zangers. Zo ook vanmiddag: het Roder Jongenskoor - ze bestaan dit jaar 25 jaar - is zo'n koor. In 1985 opgericht naar Engels voorbeeld, bestaat het koor uit 16 - 18 "trebles" (jongenssopranen), 4 countertenoren, 4 tenoren en 4 bassen. Bijzonder voor het Roder Jongenskoor is dat vrijwel alle mannen voormalige trebles uit het koor zijn, die na de stemwisseling zich in hun "nieuwe" rol een plaats hebben weten te verwerven in de mannengroep van het koor. Een jongenskoor is altijd aan veranderingen onderhevig. Met name de bezetting bij de "trebles" kent de nodige doorstroming, doordat jongens op "oudere" leeftijd noodgedwongen vertrekken en jonge zangers de opengevallen plaatsen innemen. Ervaring vertrekt en leergierigheid neemt hun plaats is. Op routine werken is er dan ook nooit bij(!). In de tijd van Bach was dit uiteraard niet anders, behalve dan dat de puberteit op latere leeftijd van zich deed gelden: de stemwisseling begon beduidend later, waardoor jongens tot op "hoge" leeftijd (soms tot in hun twintigste levensjaar) hun sopraanstem behielden. Op zo'n leeftijd levert dat een veel grotere en meer volwassen klank op dan tegenwoordig het geval is. Het Roder Jongenskoor prijst zich daarentegen gelukkig met een op dit moment mooie mixture van jonge en wat oudere stemmen.
Het is overigens maar zeer de vraag of de jongensstemmen uit vroeger tijden wel altijd zo mooi geklonken hebben als wij denken te moeten geloven. Er zijn voorbeelden te over dat geschoolde zangeressen - onzichtbaar vanachter een balustrade - het werk deden, terwijl het jongenssopraantje voor bij het altaar stond te mimen.

Graupner schreef zijn sopraan-arias voor operazangeressen. Lauren Armishaw zingt die aria's en ook één aria in cantate BWV 127 vandaag. Zij is overigens steeds zichtbaar als zij zingt.

Het was Joshua Rifkin die in de 80er jaren van de vorige eeuw het One Voice Per Part (OVPP) voorstelde. Er zijn inderdaad sterke argumenten aan te voeren voor het feit dat uitvoeringen binnen een liturgisch kader in de 16e - 18e eeuw bezet werden door één zanger of één instrumentalist. Hoewel namenlijsten van koorleden (vier per partij) uit die tijd anders doen vermoeden, is het zeer wel denkbaar dat niet iedereen van het koor ook inderdaad musicerend bezig was op het moment van uitvoering. De vergelijking met een voetbalteam, waarvan maar enkele spelers worden opgesteld ligt voor de hand. De anderen kregen vervolgens andere taken toebedeeld, zoals orgel pompen of altviool spelen. Weer anderen waren mogelijk afwezig vanwege ziekte of iets dergelijks. Voor het Roder Jongenskoor is het gewoon dat solopartijen altijd worden ingestudeerd door drie jongens omwille van dezelfde redenen.

De Swaen speelt al sinds 2001 volgens het principe van OVPP; we weten dus waar we het over hebben, maar beseffen tegelijkertijd dat het geen absolute must hoeft te zijn. Want wat wanneer er niemand ziek is? Nou, misschien zongen ze dan wel allemaal...... En dat is wat u vandaag hoort: een geheel uit "mannen" bestaand koor met een - nou eenmaal onmisbare - dirigent. De Swaen voert doorgaans uit zonder dirigent; de jongens daarentegen zijn dit niet gewend. Ik heb de muziek met het koor ingestudeerd en houd ook vanmiddag de touwtjes in handen.

Wat blijft er nog over van ons lijstje met "zonden" van vandaag: de alom verfoeide 16 voet contrabas. Het uitgangspunt van de meeste composities in de Barok is de continuopartij van waaruit andere partijen ontstaan. Het is dus logisch om een stevige baspartij te hebben. Desalniettemin valt er nog veel te ontdekken over de violone en vooral: op welke werd waar gespeeld? Het is een algemeen probleem dat het tegenwoordig gangbare continuo-instrument (lees: cello) niet helder genoeg klinkt en voortdurend onderin versterking behoeft. Dat maakt de klank er niet transparanter op. De bass violin (een grote cello) die wij gebruiken is van nature stevig genoeg, dus de extra 16 voet wordt alleen selectief ingezet om onze pyramidevormige klank te versterken.

Rintje te Wies